Skip to main content

De Kerkzaal

 De overgang van het oorspronkelijke interieur van de kerkzaal naar de huidige is in drie stappen gebeurd.

De oorspronkelijke situatie moet als volgt geweest zijn: vanaf de achtermuur tot vlak voor het hoge podium onder het orgelfront hebben banken gestaan (op de vloer zitten nog diverse koperen plaatjes waar de banken vast geschroefd waren). Banken is eigenlijk niet het goede woord, het waren gekoppelde klapstoelen, met een leren zitting op iedere plaats. In de beide zijbeuken staan nog de oorspronkelijke banken (met aan de zijde van de Olympiastraat nog steeds werkende oude doventelefoons). Op het podium waren aan beide zijden drie banken voor de kerkeraadsleden (met eigen deurtjes). Op de rand van het podium, voor de kansel, heeft een balustrade (zo’n 70 cm hoog) gestaan (vergelijkbaar met de balustrade voor de zijbanken, maar iets lager). Precies in het midden droegen op een driehoekige verhoging twee houten vissen de doopschaal. Tussen de voorste banken en het podium hebben oorspronkelijk losse stoelen gestaan, die verwijderd werden bij de Avondmaalsvieringen (aan lange schragen werd aangezeten).

Rond 1968 is het doophek verdwenen, samen met een aantal banken. De invloed van Groot-Zuid (die toen kerkdiensten in de Willem hadden) heeft hierbij een rol gespeeld: meer openheid en ruimte. In die periode is ook een nieuwe avondmaalstafel gemaakt en een bijpassend doopvont; beide zijn gemaakt door D. van Sliedrecht, een bekend meubelmaker en binnenhuisarchitect, en een geestverwant van Gerrit Rietveld. Beide ’meubels’ hebben een massief houten onderstel waarop een natuurstenen blad. Het doopvont (en de opvolger, afkomstig uit de Nieuwezijdskapel aan het Rokin) wordt op zolder bewaard.

In 1982 is het lage podium aangelegd; sindsdien is dit het liturgisch centrum. Ook hiermee werd het aantal zitplaatsen verder verkleind.

In 1995 is de kerk gerenoveerd (o.l.v. mevr. Inge de Boorder). De oude klapstoelen zijn vervangen door de huidige blauwe stoelen. Bij deze renovatie zijn ook kleurschakeringen aangebracht op de muren; daarvoor was alles witgekalkt. In die zelfde periode is ook het lichtprojekt aangelegd van Kees van de Lagemaat; waarbij op een speelse manier de glas-in-loodramen op andere plaatsen worden geprojecteerd dan de zon normaal gesproken doet (geschenk van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst in 1998).  

In de kerkzaal vallen vooral ook de glas-in-loodramen op. De eerste indruk is die van abstract bont. In totaal zijn er drie verschillende typen ramen: de lage ramen in de zijbeuken (overheersende kleur blauw), de ramen hoog boven de hoofdingang, achter de galerij (overheersende kleur geel) en de hoge ramen aan de zijkanten (overheersende kleur rood). Deze drie typen ramen symboliseren mogelijk de drie belangrijkste kerkelijke feestdagen (Kerst in de blauwe ramen; Pasen in de gele ramen; Pinkster in de rode ramen).  

Op het lage podium staan behalve de avondmaalstafel nog enkele voorwerpen. De standaard voor de Paaskaars en de lessenaar (op nieuw onderstel) komen uit de Ritakerk in Amsterdam-Noord, een inmiddels gesloten kerk die gebouwd is naar een ontwerp van Kropholler. Ook het huidige doopvont komt uit de Ritakerk, maar het schijnt in de 18-de eeuw ergens in Italië gemaakt te zijn; het deksel komt van het doopvont uit de Nieuwezijdskapel. Zes grote kandelaars zonder een vaste plaats in de kerk komen ook uit de Ritakerk (ze worden gebruikt voor de vier adventskaarsen, eventueel bij uitvaarten en andere liturgische momenten).  
Het oorspronkelijke avondmaalstel is van tingieterij Fa. H. Tollenaar afkomstig (grotendeels gestolen rond 1984). Het oorspronkelijke avondmaalslinnen is een lap geweest van 13,00 meter bij 1,90 meter; dit is besteld bij de firma Edwd. Ainsworth & Co. in Groenlo.

De galerij boven de ingang van de kerkzaal mag op last van de brandweer niet gebruikt worden. Het gevolg is dat daar de oude kerkbanken (de echte) zijn gehandhaafd. Veel houtwerk in de kerkzaal is volgens overlevering uitgevoerd in Slavonisch eiken (Slavonië is in het oosten van het huidige Kroatië).  

De grote kansel vormt samen met het orgelfront een blikvangend element in de kerkzaal. Het totaal heeft nu de vorm van een ruit. De beide roosters voor de verwarming van de kerkzaal vormen de hoekpunten aan de zijkant; de lijn tussen deze punten kruist de verticale lijn in het midden precies op het punt waar het hoofd (en dus ook de mond) van de predikant zich bevindt wanneer deze op de ´grote´ kansel staat (ook weer zo´n symbool). Uit archivalia blijkt dat de beide roosters pas later zijn aangelegd (waarschijnlijk rond 1935; overleg met de architect lijkt me voor de hand liggend), maar ze versterken wel degelijk het beeld en de symboliek rond de kansel. Daaruit moet geconcludeerd worden dat de eerste jaren het kerkgebouw geen verwarming kende in de kerkzaal.

Boven de predikant zit een soort afdakje: het klankbord (een hulpmiddel om het stemvolume van de predikant enigszins te vergroten bij de toehoorders). Boven het klankbord is houtsnijwerk aangebracht. De Latijnse tekst is: Saevis tranquillus in undis, in het Nederlands vertaald: rustig temidden van de woedende golven; dit was de lijfspreuk van Willem de Zwijger.

In de nok van de kerkzaal zijn drie lijnen aangebracht. Het getal drie heeft een speciale betekenis: de drieëenheid. Boven het orgel zijn twee ornamenten aangebracht, net onder die drie lijnen. Deze twee ornamenten doen denken aan schilderijen uit de 17de eeuw waarop de twee tafels met de tien geboden staan afgebeeld (men kan deze ook vinden aan de toren van de synagoge aan de Heinzestraat - vanaf de Banstraat komend).