Achterruimtes
In de achterruimtes zijn de veranderingen in het gebruik van het kerkgebouw het sterkst te herkennen. Met het gezicht naar de kansel beginnen we links. Via de deur naast het podium komen we in de keuken. Oorspronkelijk kende het gebouw nauwelijks keukenfaciliteiten; de huidige keuken was tot 1982 niet meer dan een leeg halletje tussen de kerkzaal en volgende halletje (de huidige bijkeuken). Aan de hand van de veranderende (steeds beter wordende) keukenfaciliteiten kan men ook veel veranderende inzichten in het gebruik van kerkgebouwen (en nevenruimtes) schetsen.
In de bijkeuken is een deur naar buiten, een vluchtweg; verder wordt deze ruimte niet gebruikt. In de beginjaren was hier een normale ingang tot de kerkzaal. De woorden ´verboden toegang´ op de deur naar de gang zeggen genoeg (deze woorden zijn overgeschilderd, maar nog wel in relief zichtbaar). De gang en de kamers waren eigenlijk alleen maar voor de kerkeraadsleden (vergaderingen) en catechisatie (geloofsonderwijs). Gewone gemeenteleden werden geacht hier niet te komen, maar die tijd is inmiddels al lang voorbij. De achterkamer kent ook weer glas-in-loodramen; de betekenis is onduidelijk. De vensterbanken zijn gemaakt van Doornikse hardsteen; zij zitten vol fossielen (al die witte vlekjes zijn stukje van zeelelies - stekelhuidigen met een lange steel verankerd in de zeebodem). De stoelen zijn hier nog de oorspronkelijke stoelen (zij het met een andere bekleding - oorspronkelijk donkerbruin).
Halverwege de trap naar boven is een deur naar een kleine kamer, die pas met de renovatie in 1995 een kamer is geworden; daarvoor was dit een deel van de zolderruimte. Bovenaan de trap komen we in een halletje. Net achter de deur bevindt zich een betegelde kapstok. Het erachter liggende keukentje is met de renovatie in 1995 grondig vernieuwd. De bovenkamer was oorspronkelijk de spreek- / werkkamer van de predikant. Ook hier weer een vensterbank van Doornikse hardsteen.
Ook bovenaan de trap is deur naar de orgelruimte. Het orgel is speciaal voor deze kerk gebouwd door de firma Van Leeuwen in Leiderdorp. Een groot kerkorgel lijkt iets op een doedelzak. Een blaasbalg wordt door een elektromotor gevuld met lucht; deze lucht wordt door de pijpen geblazen. De pijpen kan men vergelijken met fluiten. Het totale aantal pijpen is meer dan 1000 in dit kerkorgel. De grootste zijn enkele meters lang en zo´n 30, 40 cm in doorsnee; de kleinsten zijn niet meer dan 20 centimeter lang en enkele centimeters in doorsnee. Via het toetsenbord laat de organist de luchtstroom door de verschillende pijpen lopen, waardoor er geluid ontstaat. Deze constructie zorgt er ook voor dat het orgel een kwetsbaar instrument is.